Emotionele druk
Frits Hilgen: “Wetenschappers die meedoen aan het publieke of politieke debat over de klimaatwetenschap staan onder grote druk, zoals de angst om slecht nieuws te brengen of de discussie aan te gaan met mensen die de klimaatwetenschap wantrouwen of ontkennen. Het gaat vaak om directe problemen met verhoogde risico's; daarnaast hebben ze ook te maken met hoge werkdruk en lange werktijden.” Prof. Erik van Sebille, oceanograaf en klimaatwetenschapper bij Universiteit Utrecht, zegt: “Voor mij is de grens tussen mij als persoon en als wetenschapper aan het vervagen. Ik wil ook laten zien wat het met mij als mens doet en die emotie gebruiken. Dat ik praat over de zorgen die ik heb. Dat menselijke mis ik wel bij veel collega’s. In mijn ogen is de crisis zo groot dat het geen zin meer heeft om honest broker te zijn. Ik maak me zoveel zorgen, dat ik wel moet gaan roepen. Dat is misschien wel makkelijk in mijn positie. Ik heb bijvoorbeeld gelukkig nog weinig last van online intimidatie.” Frits Hilgen vervolgt: “Het is belangrijk voor wetenschappers om te weten wat de tactieken zijn die door bijvoorbeeld de fossiele brandstofindustrie gebruikt worden om hen aan te vallen en in diskrediet te brengen. Dit wordt in detail beschreven in het boek ‘The new climate war’ van Michael Mann [4], eerste auteur van het beruchte ‘hockeystick-verhaal’ in Nature uit 1998 en een van de aardwetenschappers die zich wel duidelijk uitspreekt en ook steun geeft aan jonge mensen en kinderen die zich activistisch opstellen, omdat ze zich ernstig zorgen over de toekomst van onze planeet en die van zichzelf en toekomstige generaties.”
Angst om te falen
Bang zijn om te falen, omdat je maar een klein stukje onderzoekt en zoveel factoren een rol spelen bij klimaatverandering, kan ook belemmerend werken. Christel van Eck: “Omdat de klimaatwetenschap complex is, is het uitdagend om dit op een begrijpelijke manier te communiceren naar het publiek. Het is lastig om iets wat zo abstract is, niet een ver-van-mijn-bed-show te laten zijn, maar dichtbij te brengen. Een andere uitdaging op communicatiegebied is ‘Hoe communiceer je onzekerheden in jouw onderzoek?’.” Oscar van Vliet zegt hierover: “Dit klinkt als het imposter syndrome: het gevoel dat je niet slim of bekend genoeg bent om je uit te mogen of kunnen spreken. In het klimaatdebat is het echter zo dat alle onderzoeken dezelfde richting uitwijzen. Daar is weinig onzekerheid over.”
Peer pressure
Christel van Eck hoorde tijdens haar onderzoek verschillende jonge onderzoekers ook druk vanuit anderen noemen als belemmering: “Ze zeggen dan ‘Bij ons op de afdeling...’ Veel jonge onderzoekers leren dat je heel voorzichtig moet zijn en dat je niet op de voorgrond mag treden en dat meedoen aan acties je geloofwaardigheid aantast.” Erik van Sebille herkent dit: “Collega’s die zeggen: ‘Blijf nou neutraal.’ Dat je altijd de honest broker moet zijn. Bang zijn om boven het maaiveld uit te komen. Dat is voor mij persoonlijk geen belemmering meer.”
Kansen op de arbeidsmarkt
Frits Hilgen: “Als jonge wetenschapper maak je je misschien zorgen of je uitspreken jouw kansen op de arbeidsmarkt verkleinen. Daarbij speelt een rol dat er veel informatie over je op internet te vinden is, ook als je de activistisch kant op gaat.” Oscar van Vliet zegt hierover: “Als je niet naar buiten treedt, kan je niets fout doen. Als je een beetje naar buiten treedt, dan kan het fout gaan. Als je daarmee om kunt gaan, kan het je juist helpen en verder brengen.”
Psychologische factoren
Frits Hilgen: “Mensen ondervinden nu al psychische problemen, die direct of indirect het gevolg zijn van de klimaatveranderingen. Angst en woede, en een gevoel van machteloosheid spelen daarbij vaak een grote rol. Dit laatste geldt ook voor klimaatonderzoekers, want die hebben als geen ander in de gaten wat ons in de toekomst te wachten staat als we niet snel ingrijpen.” Oscar van Vliet beaamt dat: “Het voelt soms als vechten tegen de bierkaai. Dat gaat een beetje in de richting van ‘Wat heeft het voor zin?’” Frits Hilgen: “Ook kunnen aardwetenschappers te maken krijgen met negatieve invloeden van sociale of culturele aard, zoals het gemis aan steun van hun naaste familie voor hun werk, spanningen ook van politieke aard in hun vaste relaties en problemen met betrekking tot hun geloof. Dit kan bijzonder demotiverend werken, omdat verwanten en onze waarden vaak belangrijke factoren zijn voor het werk van (aard)wetenschappers.”
Al met al zijn er dus diverse belemmeringen te noemen, maar die gelden niet voor iedereen en zijn sterk persoonsafhankelijk. Wat in ieder geval uit deze gesprekken gehaald kan worden, is dat de wetenschap zich meer om communicatie moet bekommeren