Gemiddelde energierekening per inkomensgroep
Huishoudens met een hoger inkomen zijn gemiddeld groter en wonen in een grotere woning. Ze hebben daardoor een hoger energieverbruik en een hogere energierekening. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) volgt samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het gemiddelde energieverbruik per inkomensgroep.
In 2015 vielen bij huishoudens met een laag inkomen de energiekosten gemiddeld lager uit dan bij huishoudens met een hoger inkomen. De 20% huishoudens met de laagste inkomens gaven dat jaar gemiddeld € 1.239 uit aan energie. Bij de 20% huishoudens met de hoogste inkomens was dat gemiddeld € 2.097.
Maar binnen de inkomensgroepen varieert de hoogte van de energierekening enorm. Die verschillen hebben te maken met bijvoorbeeld het soort woning, de gezinssamenstelling en het gedrag. Is de energierekening betaalbaar?
Of de energierekening betaalbaar is, hangt niet alleen af van de energierekening zelf. Ook het besteedbare inkomen en de vaste lasten van een huishouden spelen een rol. Het PBL heeft daarom 2 graadmeters waarmee het de betaalbaarheid van de energierekening voor een huishouden bepaalt:
- De energiequote: het aandeel van de energierekening binnen het besteedbare inkomen. Er zijn allerlei factoren die de energiequote beïnvloeden, bijvoorbeeld een grote, oude en slecht geïsoleerde woning, een koud jaar of een verhoging van de gasprijs.
- Het betaalrisico voor wonen en energie: houdt een huishouden na het betalen van de woon- en energiekosten genoeg geld over voor het levensonderhoud? Als dat niet zo is, heeft het huishouden een betaalrisico.
De energiequote geeft aan of een huishouden hogere energielasten aankan, maar ook een huishouden met een lage energiequote kan een betaalrisico hebben. En een energiezuinige woning heeft wel een lagere energierekening, maar heeft vaak ook een hogere huur of hypotheek. De energiequote houdt hier geen rekening mee, het betaalrisico wel.