De Nederlandse doelstellingen zijn in de Klimaatwet vastgelegd, welke per 1 september 2019 in werking is getreden [3]. Daarnaast werden in een publiek-private overeenkomst, het Klimaatakkoord, tussen industrie, ngo's, maatschappelijke organisaties en overheden afspraken gemaakt om deze doelen te behalen. Het Energieakkoord van 2013 diende hiertoe als voorbeeld [4]. Het coalitieakkoord gaf daarbij al een aantal mogelijke oplossingen aan: ondergrondse opslag van CO₂, verhogen van het aandeel hernieuwbare energie en het verminderen van de consumptie van aardgas door de gebouwde omgeving op warmtebronnen aan te sluiten.
In juni 2019 werd na ruim een jaar onderhandelen het Klimaatakkoord gepresenteerd [5]. In vijf hoofdstukken werden tientallen, zo niet honderden, maatregelen voorgesteld om de doelstelling te behalen: industrie, landbouw en landgebruik, gebouwde omgeving, hernieuwbare energieopwekking en mobiliteit. Om een aantal grootschalige maatregelen als voorbeeld te noemen: tot 2030 moeten 1,5 miljoen huizen verduurzaamd worden (besparing van 3,4 Mton), er mag tot 7 Mton subsidie worden verkregen uit de SDE++ subsidie voor ondergrondse opslag van CO₂ op zee en tot 2030 wordt het aandeel hernieuwbare energie verhoogd tot 84 Terawattuur, waarvan in elk geval 11 Gigawattuur wind op zee en 35 Terawattuur zon en wind op land zal worden gerealiseerd.
Realisatie van doelen: omzetten in wet- en regelgeving
De doelen zijn vastgesteld en afspraken zijn inmiddels gemaakt; maar daarmee is het ei nog niet gelegd. Vaak moet wet- en regelgeving worden aangepast of overheidsinstrumenten worden geïntroduceerd om de maatregelen mogelijk te maken. Hoeveel regels er moeten worden aangepast blijkt uit een brief van minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat van september 2019 [6], waarin hij uiteenzet welke wet- en regelgeving aangepast moet worden om het Klimaatakkoord mogelijk te maken. Deze brief bevat 38 actiepunten en veel verschillende wetgevingsdossiers.
In een aantal gevallen gaat het om het aanpassen van fiscale regels; een redelijk makkelijke handeling. Een aantal actiepunten draait om het aanpassen van subsidieregels, eveneens makkelijk. Daarnaast is voorgenomen om een aantal grootschalige wetgevingsprocessen uit te voeren, ten eerste om nieuwe Europese regels in te voeren (Energiewet), om de Warmtewet aan te passen om de warmtetransitie in de gebouwde omgeving te faciliteren, en de Mijnbouwwet, Omgevingswet en de Wet milieubeheer moeten worden aangepast om bepaalde activiteiten zoals warmtenetten en ondergrondse CO₂-opslag mogelijk te maken. Deze wetgevingsprocessen zullen veel tijd in beslag nemen en naar verwachting zullen de parlementaire discussies hierover pas na de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021 plaatsvinden.
Ook is besloten twee CO₂-heffingen in te voeren: voor industriële uitstoot (petroleum, chemische industrie) en voor elektriciteitsproductie. Op 13 november 2020 is de Wet voor de CO₂-heffing voor de industrie door de Tweede Kamer aangenomen [7]. Op 15 december 2020 zal de Eerste Kamer stemmen over dit voorstel.
Werkkracht, werkkracht, werkkracht: resultaten?
Er lijkt dus zeker wel sprake te zijn van werkkracht, de politiek heeft ambitieuze gesteld en een aantal belangrijke daarvan gerealiseerd: Klimaatwet, ambitieuzer EU-beleid en het sluiten van het Klimaatakkoord. Nu is de wetgever aan zet, om ervoor te zorgen dat alle wetgeving aansluit bij de ambities en maatregelen. Minister Wiebes is bezig om de 38 actiepunten uit te voeren en is op verschillende dossiers al redelijk ver gevorderd.
Maar wanneer is werkkracht nu precies effectief? Want daar draait alles om, uiteindelijk moet klimaatbeleid ook uitgevoerd worden en daadwerkelijk de uitstoot van broeikasgassen reduceren.
Elk jaar moet volgens de Klimaatwet, artikel 6, een klimaat- en energieverkenning (KEV) worden uitgevoerd. Deze KEV geeft in elk geval de behaalde resultaten in het voorgaande kalenderjaar weer, bijvoorbeeld over de CO₂ reductie of aandeel hernieuwbare energie, maar ook voorspellingen over de resultaten van het huidige kalenderjaar. Op 30 oktober 2020 kwam de KEV 2020 uit [8]. Dit is een belangrijk rapport; aan het einde van dit kalenderjaar loopt namelijk de deadline af voor het behalen van drie belangrijke doelstellingen: 25% CO₂ emissie reductie, 14% aandeel hernieuwbare energie en 20% energie-efficiëntie. Deze doelen volgen uit Europese regels [9] en het Urgenda-arrest [10]. De KEV 2020 geeft daarnaast weer in hoeverre het aannemelijk is dat de 49% CO₂ emissie reductiedoelstelling van 2030 behaald zal worden.